Een essay van Michiel Cox
De spanning die vooraf gaat aan een theaterbezoek wordt versterkt door de heersende theatercodes. Dan heb ik het niet over het binnengaan van de zaal zelf, nee, daarvoor nog; je fiets wegzetten, de foyer inlopen, aanschuiven, je gereserveerde ticket afhalen. Het gaat over zien en gezien worden, natuurlijk, maar de alomtegenwoordige ijdelheid van menig theaterbezoeker (ondergetekende incluis) is weinig interessant. Boeiender is: het wachten. Het staan. Handen in de zakken of los? Jas afgeven of niet? Het kijken naar de klok. De spanning betreft het volgende: wat ga ik zien? Gaat de mij bekende regisseur mij dit keer ook zo boeien? Zal deze nieuwe groep de verwachtingen waarmaken?
Alleen al om die spanning zou iedereen naar het theater moeten gaan: je weet niet wat je aan gaat treffen. De theatercode maakt het risico groter; als het tegenvalt moet je blijven zitten. Tja, de code is de code.
Op Festival Boulevard zag ik (of beter: beleefde ik) twee voorstellingen: Oxygen Debt van Werkplaats van de Woestijne en A MA ZON EN van Marijn Graven. Beide speelden ze met theatercodes en via dat spel refereerden ze op een eigenzinnige manier aan de pandemie en de impact die dat op hen en ons had. Tegelijk werd het een bespiegeling op de impact die de coronacrisis op hun vak had en heeft. De voorstellingen kwamen onverwacht erg dichtbij.
Alles behalve de vlakke vloer
Er is weinig waarin ik me minder comfortabel voel dan in sportkleding. Het komt door dat plastic-achtige stofje, het verhult zo weinig. En gewoon, sport, het past niet bij mijn kapsel. Maar toch sta ik hier, in de foyer van een theater in sportkleding te wachten totdat ik de zaal binnen kan om Oxygen Debt te bekijken; de voorstelling is een spinclass. Er werd gevraagd in sporttenue te komen. De maker, Bart van de Woestijne, slacht de ene theatercode na de andere.
Ik zou liever geen lichaam hebben op dit moment, een zwevend hoofd zijn. Ik merk dat ik niet de enige ben: iedereen heeft het over de kleding, omkleden en zweten. Iedereen is zenuwachtig als voor een eerste yogales, niemand beweert sportief te zijn. Wat zijn mensen toch lief, we weten van elkaar dat we het nodig hebben om te horen dat “als jij het niet volhoudt, ik zeker niet.”
Als ik de zaal in wordt geleid en mij de werking van de fiets wordt uitgelegd overvallen mij paniekerige gedachten, dat ik ga flauwvallen, of erger: kotsen van inspanning. Ze wilden een essay over impact, is dit niet voldoende impact? Zal ik niet gewoon weggaan? Mijn tas zit in een kluisje in de vrouwenkleedkamer, als ik nu niet wegga komt er straks geheid gedoe van. ‘Heartbeat detected,’ hoor ik, het haalt me uit mijn paniekerige maalstroom. De trainer op haar fiets kijkt me recht in de ogen, glimlacht en verwelkomt ons: ‘Welcome team’.
Later die avond wacht ik met mijn medetoeschouwers onder een brug om daarvandaan naar de parkeergarage te lopen waar A MA ZON EN zal plaatsvinden. De sfeer is anders dan bij Oxygen Debt, ingetogener. Misschien heeft iedereen de brief van Marijn Graven aan haar publiek gelezen en weten ze dat we een rouwritueel tegemoet gaan. Of komt de bedruktheid door de regen? – dat kan ook. Wat zeker is: het spel met de code bepaalt het gesprek hier niet; van een voorstelling in een ondergrondse parkeergarage kijkt niemand meer op.
Net als bij Oxygen Debt worden we welkom geheten in de voorstelling. Maar het spel wordt hier subtieler gespeeld: terwijl we de stenen trappen van de parkeergarage afdalen valt iedereen stil. Niemand die dat opdroeg en toch zeg ook ik niets, hoewel ik naast iemand loop die ik al jaren niet meer gezien heb en de ene na de andere vraag door mijn hoofd schiet. We weten het niet, maar we zijn al lang bezig; A MA ZON EN begint voor je het doorhebt. (Probeer dat eens met een andere kunstvorm: een boek of een film laten beginnen voor je publiek het goed en wel beseft. Dat kan alleen live, op een ontregelende locatie.)
De eerste scènes spelen zich af in de gangen van de parkeergarage, voordat we naar de ruimte worden geleid waar het grootste deel van de voorstelling plaats zal vinden. De stem van de performer galmt, hij zingt als een sirene, vertelt over een verloren liefde en lokt ons mee. We volgen hem schuifelend, in het ritme van zijn woorden. Direct moet ik aan een kruisweg denken.
‘Wat ik wil achterlaten?’ zegt hij. ‘De droom van een zomer zonder verdriet. Ik leg hier mijn knalroze agenda neer: 2020.’
De beide voorstellingen mijden de conventionele theaterzaal. Geen vlakke vloer, geen rode zitjes, geen black box. Dat spel met de theatercodes is meer dan een gimmick bij Van de Woestijne en Graven, het is een inhoudelijke keuze.
Mijn heilige lichaam
Ik stoot op een fragment van de podcast The Joe Rogan Experience, waarin host Joe Rogan zijn ochtendroutine bespreekt. Hij vertelt welke sport hij ’s ochtends beoefent, wat hij eet en doet. Kortom: hoe hij zijn lichaam verzorgt. Het gesprek gaat dieper in op voedsel. Dan zegt Rogan het volgende:
‘Well you think about how healthy it is to eat salmon. Like, healthy wild salmon. That is an animal that is out there hustling. You know, salmon, making its way up river. You eat one of those things, it’s just loaded with nutrients and essential fats.’
Later spreekt hij over eieren, eekhoorns (‘They’re not smart but they’re determined’) en over de eland, die wegvlucht van wolven en vecht tot de dood met zwaarden die uit zijn hoofd groeien: ‘You eat one of those things, you eat it, you get charged up.’
Joe Rogan predikt wel vaker de maakbaarheid van het lichaam; iedereen kan met een sixpack en gebolde bovenarmen rondlopen. Je moet het willen, je moet ervoor werken. Een gezond lichaam is volgens hem niet alleen een persoonlijke verantwoordelijkheid, nee, het is een verdienste. Sporten moet je, het goede voedsel eten.
Rogan trekt in bovenstaand fragment die gedachte door naar het dierenrijk: de kracht van een zalm of een eland is een karaktereigenschap. Het dier is niet sterk omdat hij biologisch gebouwd is om tegen de stroom in te zwemmen, nee, hij doét het. Net als een mens die ervoor kiest aan sport te doen, die gaat hardlopen. Of spinnen.
Precies daar gaat Oxygen Debt over; de cultus van de maakbaarheid.
De ‘trainer’ van de spinklas, schitterend vertolkt door een hypnotiserende Luit Bakker, geeft ons, haar team, instructies: begin te fietsen. Sneller. Rechtstaand. Sprinten. Aan de knop draaien om wat meer weerstand te krijgen. En nog eens. En nog eens. En ervoor gaan, er altijd helemaal voor gaan:
‘Let's take it one step further
Further into our bodies
Let's see what this body is capable of’
Ik trap, ik zweet, ik hijg, ik draai lustig de weerstand hoger en lager en tot mijn eigen verbazing ben ik dankbaar, zo dankbaar, dat ik sportkleding draag.
De vorm van de voorstelling dwingt mij tot betrokkenheid, het geheel op afstand aanschouwen is simpelweg onmogelijk door de zware fysieke inspanning. Je moét meedoen. Dan, de uitputting nabij en onder de indruk van het lichtspel en ons uithoudingsvermogen, verandert de tekst. De instructies worden bespiegelende teksten, de trainer wordt een Hogepriesteres van het Maakbare Lichaam:
‘This body is always moving, always working
This body remembers you, it exudes you
It flows and beats and grows
It sneezes and falls and bleeds
it jerks and stamps and coughs and shivers
it chafes, it sweats, it cramps
This is the body that makes you angry, that makes you fall in love
With this body you challenge your limits
And you can go beyond where you are,
because you are this body!’
Het lichaam is een entiteit met een eigen wil en karakter. Je lichaam is geen deel van je bestaan, het is geen middel om te leven, je bent je lichaam. Je bent niet je geest, je overtuigingen, de waarden die je uitdraagt of een combinatie van dat alles, nee, jij bent je lichaam. Dat staat op nummer één en het is dan ook aan jou om er goed voor te zorgen.
De discussie rond verantwoordelijkheid voor de eigen lichamelijke gezondheid is tijdens de coronacrisis erg actueel geworden, zeker toen bleek dat 78% van de IC-bedden werd bezet door mensen met obesitas . Het haalde lichamelijke gezondheid uit de persoonlijke levenssfeer en katapulteerde het tot een maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Oxygen Debt is een gewaagde voorstelling. De synergie van vorm en inhoud laat de maker toe om geen uitsluitsel te geven over zijn verhouding tot het onderwerp. Staat hij eveneens kritisch tegenover de doorgeslagen lichaamscultus? Of hangt hij het idee van eigen verantwoordelijkheid aan, dat je maar zalm en eland moet eten als je een gezond lichaam wil?
Het kan allebei en dat maakt de voorstelling heerlijk gevaarlijk; iedere kritische gedachte wordt onmogelijk als je hijgend over het stuur van je spinfiets hangt.
Rituelen
Tijdens mijn studie theaterwetenschappen bespraken we de visie van O.B. Hardison op de rooms-katholieke misviering. Hij stelt dat de eucharistie zelf voor drama door kan gaan. Er zit waarheid in die stelling, vonden wij, ga maar na: er zijn kostuums, decor, acteurs, tekst. Er is een publiek en zelfs een ruimte die speciaal voor het toneelstuk is gebouwd. Het voldoet aan een hele reeks voorwaarden om door te gaan als theater. Dus hadden een vriend en ik het plan opgevat om een misviering op voeren als theatervoorstelling. Maar dan goéd: geen oud, schuifelend pastoortje dat half kwijlend het woord Gods fezelt. Geen verstrooide kinderen die daar tegen hun zin met het wierookvat zwaaien, nee, we zouden een paar goede acteurs vinden en het ritueel opvoeren met alle theatrale middelen die we tot onze beschikking hadden. Licht, geluid, enorme rookmachines met wierookgeur, donderende stemmen en een preek die het publiek diepe angst zou aanjagen. En de consecratie, wanneer het brood en de wijn in het lichaam en bloed van Jezus veranderen, zou gepaard gaan met een ontploffing. Een totaalspektakel zou het zijn, volledig ontdaan van zijn inhoud, weliswaar; het was ons te doen om de schoonheid van het ritueel.
Zoals met veel ideeën die in de kroeg ontstaan, is het er nooit van gekomen. Maar ik wil hiermee alleen maar vertellen dat ik van rituelen houd. Ach, wat zeg ik. Een loopse hond word ik ervan, gek van liefde. De oorzaak van mijn liefde voor rituelen is niet ver te zoeken; ze zijn bij uitstek theatraal.
Tijdens een ritueel ontstaan er, volgens de Schotse antropoloog Victor Turner, ‘communitas’. Dat is het best te beschrijven als een gevoel van onderlinge verbondenheid tussen de deelnemers. Een groep die de geest krijgt bij bijvoorbeeld een voetbalmatch, noemt hij spontane communitas. Ze ontstaan niet zo spontaan als de term doet geloven. Het vereist namelijk wat voorbereiding: het dragen van gelijkaardige kleding, het achterlaten van maatschappelijke en sociale verschillen en elkaar aanspreken met zus, broer, kameraad of… team.
Het werk van Van de Woestijne en Graven zijn beide uiterst ritualistisch. Oxygen Debt speelt met het concept van communitas; de voorstelling is een immersief ritueel waar je wordt gedragen door de golven van de groep. Bij A MA ZON EN gaat het een andere kant op: lange tijd zijn we toeschouwer, door het kijken naar het ritueel komen we tot catharsis.
Van paardenstal naar parkeergarage
Voor mijn vertrek naar Den Bosch vond ik YouTube een filmpje waarin Marijn Graven op een paard rijdt en leert boogschieten. Ze vertelt dat ze onderzoek doet naar amazones, krijgerschap en kracht om daar op Festival Cement 2020 een voorstelling van te maken. ‘Ik weet nog niet waar we over zes weken zullen zijn,’ zegt ze, niet wetende dat het nog anderhalf jaar zou duren voordat ze haar voorstelling kan laten zien. Nu het eindelijk zo ver is, ziet de wereld er helemaal anders uit.
Voor de voorstelling ontvang ik een brief van Graven. Ze schrijft haar publiek:
Mijn theatrale verlangens zijn anders dan in maart 2020. Ik wil niet meer bouwen aan de planeet zoals ik die toen voor ogen had. Ik wens samen met jou te rouwen. Onze persoonlijke en gezamenlijke verliezen zinnelijk te bezingen, het uit te schreeuwen misschien. Om zo achter het duister weer licht te kunnen vinden.
In het interview met Maak, het magazine van Festival Cement, zegt Graven: ‘Ik heb een aantal overlijdens meegemaakt en een liefdesrelatie verloren – er is heel veel verdriet, afscheid en verlies geweest.’
Al deze informatie krijg ik dus voorafgaand aan mijn bezoek aan de voorstelling. A MA ZON EN werpt direct interessante vragen op: waar en wanneer begint de voorstelling? Hoe had ik ernaar gekeken als ik dit niet geweten had?
Nadat we de trappen van de parkeergarage afgedaald zijn en enkele gangen doorlopen hebben, worden we binnengeleid in een soort ondergrondse rotonde, het doet denken aan een enorme tombe. Hier neemt het ritueel pas écht aanvang. Het slimme ‘onthaal’ blijkt een manier om ons in de stemming te brengen, om het publiek de kans te geven de locatie in al zijn glorie te zien, ruiken en horen. Een indrukwekkende Timo Tembuyser zet zijn machtige stem en lichaam in om zijn rouw geluid en vorm te geven. Hij gaat ons voor in kwetsbaarheid, wij kunnen kijken, volgen en uiteindelijk mogen we ook deelnemen. De voorstelling heeft geen dwingende vorm die ons verplicht mee te rouwen, daarin is het bijna het tegenovergestelde van Oxygen Debt: we kunnen staan waar we willen, rondlopen of zitten, we mogen meedoen of niet. Rouwen doe je op je eigen tempo, in je eigen taal.
De elementen waarmee er gerouwd wordt (de echo, de lichten, gele sokken en decorstukken) worden niet verklaard. De verwijzingen naar de Amazone-strijder Penthesilea of het gebruik van bewegingssequenties uit de Japanse vechtsport Katori Shinto Ryu worden evenmin vermeld. Het is een voorstelling die voorkennis vereist. Of overgave.
Van de paarden of boogschieters uit het filmpje dat ik online vond, is geen spoor meer. Het lijkt alsof Graven het andere uiterste heeft gezocht en zo in de parkeergarage is beland, omringd door de geluiden van optrekkende en remmende auto’s. Het vieren van kracht op de rug van een paard is veranderd in het uitschreeuwen van de pijn in een betonnen bunker.
Het lijkt alsof we maar een deel te zien kregen, een fragment van het doek, enkele poriën van de huid. Het kan als nadeel gezien worden, dat je de precieze context van het ritueel niet helemaal begrijpt. Maar dan: wie begrijpt elke handeling van pakweg een begrafenis? (Dat gezwaai met zo’n wc-borstel? Wat is dat?) Begrip is niet altijd nodig, vooral niet als het ritueel dient te zuiveren.
De verloren tijd
De Franse etnoloog en folklorist Arnold van Gennep deed onderzoek naar rituelen en rites de passage. Hij bedacht het concept ‘liminaliteit’, de fase binnen een ritueel waarin een persoon zich tussen sociale categorieën en identiteiten bevindt. Victor Turner verbreedde het begrip: tijdens die liminale fase worden er twee dingen bereikt: de deelnemer aan het ritueel wordt ‘niets’, is kwetsbaar en overgeleverd. Daarna krijgt de deelnemer nieuwe krachten.
Na A MA ZON EN overviel mij een onbestemd verdriet en doorliep ik alles wat ik de pandemie had verloren. Gelukkig ben ik, net als mijn familie en vrienden, van het ergste gespaard gebleven, maar toch. Ik moest een maandenlange reis plots afbreken, de geboorte van mijn dochter middenin de lockdown en de onmogelijkheid om met haar te flaneren over drukke straten en op familiefeesten, om mensen spontaan tegen te komen en buitenlandse vrienden ontvangen. Het is klein, particulier verdriet dat me, tot mijn eigen verbazing, toch dwarszat.
In A MA ZON EN werd de onredelijkheid van verdriet zichtbaar. Ik beleefde, zonder dat ik het besefte, een zuiverend ritueel. Wat niet veel was, zie ik nu voor wat het is: een gat in de tijd, anderhalf jaar aan opgepotte energie en nu reeds vergane plannen.
De bril die we dragen
De pandemie zal niet meer uit de kunsten verdwijnen. Komt het thema niet uit de koker van de kunstenaar, dan zal het wel via het netvlies van de toeschouwer in het werk terecht komen. We zullen het blijven zien, als een gelovige die overal de hand van zijn almachtige ziet, of een communist die immer de ongelijkheid als oorzaak ziet. Het is de bril die we dragen. Wat ik op Festival Boulevard zag, waren rituelen die de lockdowns verwerkten. De ene letterlijker dan de andere, maar je kan nu niet over afscheid of over het lichaam spreken zonder te bedenken wat de wereld is overkomen, hoe wij afstand hielden, onze lichamen risico’s werden en we zo onverwacht en zo vaak afscheid moesten nemen.
De voorstellingen toonden ook dat zij onderhevig waren aan impact. De pandemie raakte in het begin immers aan de kern van de podiumkunsten: de noodzaak van een publiek, van levende lijven die het werk mee vormgeven. Of zoals Marijn Graven haar publiek noemt: Meemakers.
Pas zwetend op de fiets en rouwend in de parkeergarage zag ik wat ik al die tijd gemist had. Samen kijken is meer dan kijken. Ik keek naar anderen die keken en met hen gaf ik mee vorm, leefde ik mee. Ik maakte mee.
Beeld Marijn Graven: A MA ZON EN. Foto: Bart Grietens