Francis Bacon, Three Studies for a Self-Portrait, 1979
Terwijl ik door het boek 500 self-portraits van uitgeverij Phaidon blader, valt het me op hoe weinig beweging er in het gros van de zelfportretten zit. Het zijn voornamelijk statische beelden van de kunstenaar in kwestie, die net iets te serieus richting spiegel of lens staart. Ze hebben iets humoristisch en verontrustends tegelijkertijd. De portretten en zelfportretten van Schiele wijken hiervan af. Francis Bacon (1909) is ook een schilder in wiens portretten altijd een vorm van beweging zit. De poses in Bacons werk zijn lang niet zo dynamisch als in die van Schiele, maar in de subtiliteit van zijn verfstreken zit een hoop beweging. In veel van zijn portretten lijkt het alsof er een foto met een lange sluitertijd is gemaakt en het hoofd alle kanten op draait. En hoewel de geportretteerde vaak gewoon op een stoel zit, is er altijd wel iets wat niet overeenkomt met onze alledaagse realiteit, zoals een voet die een vreemde kant op staat of een ledemaat dat lijkt te smelten.
Ondanks dat Bacon beweerde een hekel aan zijn eigen gezicht te hebben – volgens hem leek het op pudding – heeft hij in de jaren 70 en 80 toch een reeks zelfportretten gemaakt. Volgens hem deed hij dit uit noodzaak omdat meer en meer mensen uit zijn sociale kring het leven lieten: ‘I loathe my own face (...) I’ve done a lot of self-portraits, really because people have been dying around me like flies and I’ve nobody else left to paint but myself.’
Het werk Three studies for a self-portait uit 1979 is een drieluik dat hij maakte in een periode van introspectie na de zelfmoord van zijn liefdespartner George Dyer. Op een donkere achtergrond schildert Francis drie keer zijn eigen gezicht, in elke versie op een andere manier licht kromgetrokken waardoor zijn gezicht een vloeibare kwaliteit krijgt. Ook lijkt de onbekende lichtbron van positie te veranderen per portret.
Hoewel de titel en het toneelbeeld van mijn eigen werk bewuste referenties zijn naar Francis, is het lichtspel een toevallige overeenkomst met het lichtontwerp van Erik van de Wijdeven, de lichtontwerper waarmee ik samenwerk. Hij heeft in de Baconiaanse kooien, ontworpen door Ines Borovac, het licht zo geïnstalleerd dat de bron uit de zichtlijnen van het publiek blijft en constant organisch lijkt te veranderen van invalshoek.