Benjamin Verdonck / Lucas Van Haesbroeck / Toneelhuis
12 augustus 2021, Festival Boulevard
Het is 19:12. Ik sta voor Podium Azijnfabriek, althans daar waar mijn navigatie app me naar toe leidde. Op de deur hangt een wit papier met de woorden: ‘Let op!’ Het Podium blijkt verhuisd te zijn naar een nieuw adres. Voor de ingang van het nieuwe adres staan al veel fietsen geparkeerd. De foyer is leeg. Er zit alleen een vrijwilliger van Boulevard op één van de roze fluwelen banken. Achter de bar spoelt een jonge vrouw glazen om.
Om half acht klinkt er applaus vanuit de zaal. Het is het publiek dat applaudisseert na afloop van de eerste REGENBOOG van de avond. Drie keer zal Benjamin Verdonck zijn werk (be)spelen. De vrijwilligster staat op, trekt haar rode Boulevard shirt recht en doet een mondkapje op. Ik wacht nog op mijn medebezoekers.
Even na half acht stapt er een man binnen. Hij is alleen en heeft een rugzak om. Het is het soort rugzak dat je draagt op (korte) expedities. De vrijwilliger loopt op hem af en vraagt of hij het goed heeft kunnen vinden. Kennelijk waren er op een eerdere avond groepen bezoekers die aan het verkeerde, het oude adres stonden. Deze bezoeker was op de hoogte van de verhuizing. Hij bestelt een biertje aan de bar. Ik wacht mijn moment af, probeer hem iets van tijd te geven om aan te komen.
Zijn naam is Wouter en hij voelt zich ontspannen vanavond. Zo komt hij ook over. Hij draagt een zomer blouse, zijn huid is zongebruind. Terwijl hij vertelt dat hij theaterprogrammeur is van de Verkadefabriek in Den Bosch, vraag ik me af of hij recent op vakantie zou zijn geweest. Vandaag heeft Wouter al vier voorstellingen bezocht en na REGENBOOG zal hij er vanavond nog een zien, in eigen huis (de Verkadefabriek). Het is niet uitzonderlijk voor hem zoveel werk op één dag te bekijken, op sommige festivaldagen zijn het wel negen voorstellingen. Hij vertelt me dat hij vooraf een programma samenstelt, de tickets print en daarna bewust probeert zich zo min mogelijk voor te bereiden. Zijn voorbereiding bestaat uit het onvoorbereid kunnen zijn. Zo leest hij geen pr-teksten en zoekt hij geen informatie op over de makers. Het is belangrijk voor hem om te zien of de voorstelling zelf kan vertellen wat ze vertellen wil. Ik vraag of hij een vermoeden heeft wat ons vanavond verteld gaat worden en moet hem even helpen herinneren welke voorstelling het ook alweer is.
REGENBOOG wordt de eerste jeugdvoorstelling van Benjamin Verdonck die hij bezoekt. Hij volgt de maker al langer, maar contact heeft hij gewoonlijk meer met de boeker van Benjamin. Wouter hoopt dat het een geslaagde jeugdvoorstelling zal zijn. Hij legt uit dat het met een hoog abstractieniveau twee kanten op kan bij het jonge publiek. Hij hoopt dat er kinderen in de zaal zullen zitten. We kijken om ons heen. Aan de bar zitten twee mannen een biertje te drinken. Verder is het nog altijd rustig. ‘Ik vermoed niet dat er nog kinderen komen,’ zegt Wouter. ‘Vanwege het tijdstip.’
Het is 19:42 en de foyer stroomt vol met bezoekers die uit de zaal komen. Ik zie geen kinderen.
Voor Wouter is dit het leukste deel van zijn werk, het bezoeken van de voorstellingen. Als een kind in een snoepwinkel die overal even van mag proeven, vertelt hij. Het kijken is er niet alleen om een voorstelling eventueel te kunnen programmeren in zijn eigen theater, maar ook om makers en hun ontwikkeling te volgen, een referentiekader op te bouwen. Hij heeft een gecontroleerde manier van vertellen. Zijn woorden komen vanzelf, hij hoeft ze niet te zoeken. Ik bedenk dat hij mogelijk gewend is aan het geven van interviews. Mij heeft hij nog geen vraag gesteld. Ik vind het niet erg.
Het is 19:50 als we naar binnen mogen. Er zijn nog twee andere bezoekers gearriveerd. Benjamin Verdonck draagt een trui met glitters die ik hem eerder heb zien dragen tijdens een voorstelling.
Het wordt donker.
- We zien REGENBOOG -
We zitten nog in de zaal. Verdonck laat ons zien hoe hij zijn ‘kijkkast’ bespeelt. Hij vertelt dat het als een nieuwe taal is, een schriftuur die hij naar eigen zeggen nog niet perfect beheerst.
Het is 20:32. Wouter en ik zijn een tafeltje opgeschoven. De twee mannen zitten nog altijd aan de bar met een biertje. Ze dragen allebei groen, dat valt me ineens op. Er is ook een nieuwe groep bezoekers aangekomen, voor de laatste REGENBOOG van de avond. Wouter moet over een half uur weer in de Verkadefabriek zijn. Wij hebben nog een kwartier om na te praten. Ik heb nog een kwartier om vragen te stellen. Ik zoek naar de woorden. Wouter heeft ze al. Hij zegt dat dit werk iets is om even op te kauwen, om de smaak eruit te kunnen halen. Dat dat soms na een kwartier gebeurt, of op de fiets naar een volgende voorstelling, en soms pas een dag later.
Dan ineens stelt hij mij een vraag. Waarom ik dit project doe. Ik antwoord dat ik het interessant vind om de blik van een ander te volgen, en waar vanuit die blik gericht wordt. Hij begrijpt me. Als programmeur probeert hij zelf vaak via ‘zijn’ toeschouwers te kijken. Ik vertel hem dat het me opvalt dat de bezoekers van Festival Boulevard tot nu toe allemaal bewust vrij onvoorbereid kwamen. Hij legt me uit dat een festivalbezoek vaak een ‘gevonden bezoek’ is, in tegenstelling tot het gerichte kijken in een schouwburg bijvoorbeeld. Ik denk aan mijn eigen, vergezellende bezoeken in het kader van A Way of Seeing. Ik vind het idee van de ‘gevonden bezoeker’ wel mooi.
Als we afscheid nemen, wenst hij me succes met schrijven. Hij verzoekt me een lief stuk te maken. Als programmeur is hij zich bewust van zijn positie en daar gaat hij zorgvuldig mee om. Zijn woorden zijn gekozen.
Dit is het einde van deze tekst, wat betekent dat ik de mijne heb gevonden.
Lees alle 'ways of seeing' hier >