Deel 3 van 6
Vandaag schrijf ik mijn derde kleine tekst voor het festival, die tot nu toe gaan over manieren van aanpassen, en van wennen. Het raam staat open, de zon is fel en ik viel in slaap. Toen ik wakker werd, zag ik iets vreemds in de lucht. Ik stond zelfs op om ernaar te gaan kijken. Het was de witte, horizontale streep van een vliegtuig dat over vliegt.
Ik vraag me af hoe snel de dingen eigenlijk wel niet, wel, wennen. Niet lang geleden was het absoluut normaal dat er door mensen gevlogen wordt in de lucht. Een stuk lucht zonder witte strepen was een uitzondering, hier.
Gisteren wees iemand me op de mensen in series en films, die haar opvielen omdat ze elkaar kussen, omhelzen of tegen elkaar aanhangen in het openbaar. Vanochtend was ik bij de supermarkt en een vrouw voor me in de rij gebaarde naar een medewerker dat hij haar niet meer uit hoefde te leggen hoe het winkelen tegenwoordig werkt, ze wist er al van.
Toen ik met mijn boodschappen naar huis wandelde - boodschappen voor een week, waar ik het normaalgesproken nog moeilijk vind te kiezen wat ik diezelfde avond eet - belde ik met een vriend. Ik maak graag wandelingen met hem, we bellen eigenlijk nooit. Aan de telefoon vertelt hij me dat het is alsof we reizigers zijn nu. Wanneer je reist, doe je ook iets anders dan de mensen die verblijven op de plek die jij bezoekt. Jij hoeft daar alleen te eten en ervoor te zorgen dat je ergens kunt slapen. In de tijd daartussen kijk je rond, aandachtiger dan je thuis doet, en misschien doet zich daar dan nog een activiteit door voort. Nu zijn we thuis, maar wordt ons gevraagd niet te doen wat we hier normaalgesproken doen. We eten, we slapen. De tussentijd is onbepaald. “We travel at home.”
Ik denk na over de mensen in het vliegtuig dat ik over zag vliegen. Ik vraag me af of het mensen zijn die ‘vastzaten’ in een buitenland. Reizigers. Onderweg naar huis.
📷 Dagelijks een beeld vanuit de ramen bij Rita thuis
Bekijk ook deel 1/6
Bekijk ook deel 2/6